Garderobe


Een zachte, warme luier,
een kinderboezeroen
en dan een eerste kleedje
om aan te doen;
nadien de bonte rokjes
en bloesjes, frivool van trant
(met uw vriendinnetjes naar school toe,
bijna dansend, hand in hand).
Wat later : modieus, een hoedje,
een keursje van rood satijn -
om bij uw jongen te wezen,
om mooi te zijn.
En dan een lang, wit bruidskleed.
Het kleed van uw haren alleen
of het zijden kleed van zijn kussen
draperend om u heen.
En dan een brede heupkleed
(omheen uw liefste last).
En vele, nog andere kleren,
met strikjes, een boordje van kant,
een riempje, wat knoopjes, een das.
En dan een lang, wit doodskleed.

En dan uw kleed van gras.

J.L. De Belder

Geen opmerkingen: