De grote reis
Een ouwe heer zit te dutten,
alleen, op het eenzaam perron
van een uitgestorven, bouwvallig
en afgedankt station.
Om zijn lijf hangen zijn kleren
als een versleten vlag halfstok.
Af en toe kruipt zijn blik moeizaam
omhoog naar de stilstaande klok
waarop het al jaren halfacht is.
Zit de tijd onder dit glas bevroren?
Hij schrikt op bij 't geraas van de wind
die voorbijrijdt over de sporen.
Hoort hij een stoomfluit in de verte gillen
of droomt hij? Hij luistert strak.
Iemand roept: 'Instappen!' Zijn vingers
tasten naar 't spoorkaartje in zijn zak.
Nu voelt hij zich veilig. Zijn hoofd zakt schuin.
Hij dommelt in bij het zachte schokken...
In een eenzaam, afgedankt station
is een trein naar de Eeuwigheid vertrokken.
Een ouwe heer zit te dutten,
alleen, op het eenzaam perron
van een uitgestorven, bouwvallig
en afgedankt station.
Om zijn lijf hangen zijn kleren
als een versleten vlag halfstok.
Af en toe kruipt zijn blik moeizaam
omhoog naar de stilstaande klok
waarop het al jaren halfacht is.
Zit de tijd onder dit glas bevroren?
Hij schrikt op bij 't geraas van de wind
die voorbijrijdt over de sporen.
Hoort hij een stoomfluit in de verte gillen
of droomt hij? Hij luistert strak.
Iemand roept: 'Instappen!' Zijn vingers
tasten naar 't spoorkaartje in zijn zak.
Nu voelt hij zich veilig. Zijn hoofd zakt schuin.
Hij dommelt in bij het zachte schokken...
In een eenzaam, afgedankt station
is een trein naar de Eeuwigheid vertrokken.
Andries Poppe
Geen opmerkingen:
Een reactie posten